Architectuur /   |   4 november 2022

Boek review: Retorica van Aristoteles

Avatar foto Job Neuteboom
Waar gaat het over

De oud-griekse filosoof en wetenschapper Aristoteles leefde tussen 384 en 322 voor Christus. Samen met onder andere Socrates en Plato wordt hij beschouwd als één van de invloedrijkste filosofen van de westerse traditie. Aristoteles schreef verschillende werken zoals Ethica, Politica, Topica, Physica en Retorica. In deze blog bespreken het laatst genoemde werk, Retorica.

De definitie die Aristoteles aan Retorica geeft is als volgt, “het vermogen met betrekking tot elk onderwerp in te zien wat overtuigingskracht heeft”. Met andere woorden, retorica is de kunst van het overtuigen.
Daarmee is retorica de tegenhanger van dialectiek, bij hem heeft dialectiek te maken met het integer zoeken naar waarheden, terwijl retoriek is middels taalgebruik inspelen op emoties en sentimenten en vooral bedoeld anderen te overtuigen.
Retorica kan ook gebruikt worden in een verdediging, middels de ontmaskering van technieken die niet deugen [zoals ongeldige redeneringen en drogredenen].

Structuur

Volgens Aristoteles heeft een spreker drie taken:

  • vinden wat hij moet zeggen om te overtuigen (heuresis = vinden)
  • dit onder woorden brengen (lexis = uitdrukking)
  • en door het in een doeltreffende volgorde zetten een betoog opbouwen (taxis = ordening)

Vervolgens zijn er overtuigingsmiddelen in drie soorten:

  • Ethôs – Gelegen in het karakter van de spreker. Geloofwaardigheid van de spreker; fatsoenlijke mensen geloven we liever en gauwer
  • Pathos – Gelegen in het in bepaalde gemoedstoestand brengen van de toehoorder
  • Logos – Gelegen in de redenering zelf, die erop berusten dat ze iets aantonen
    Hierin zijn drie ondersoorten:

    • Inductie (voorbeeld)
    • Syllogisme (enthymemen)
    • Schijnbare syllogisme

Welsprekendheid bestaat ook in drie soorten, want toespraken hebben ook drie soorten toehoorders. Een toespraak veronderstelt namelijk drie factoren: spreker, onderwerp en toegesprokene.
De drie soorten toespraken:

  • Politiek – Betreft wat komen gaat; gaat over aan- en/of afraden
  • Rechtbank – Betreft verleden tijd; gaat over aanklacht en verdediging
  • Gelegenheid – Betreft tegenwoordige tijd; gaat over lof en/of kritiek
Vermeldde termen

Een syllogisme is in de logica een redenering, die bestaat uit drie proposities: een majorpremisse, een minorpremisse en een conclusie.
Een voorbeeld van een geldige redenering:

               Alle mensen zijn sterfelijk            (majorpremisse)
Socrates is een mens                     (minorpremisse)
Socrates is sterfelijk                       (conclusie)

Een voorbeeld van een ongeldige redenering:
               Alle auto’s die na 1994 zijn gebouw hebben een katalysator         (majorpremisse)
Mijn auto heeft een katalysator                                                            (minorpremisse)
Mijn auto is gemaakt na 1994                                                               (conclusie)

Een enthymeem is een deductief retorisch syllogisme, die bestaat uit drie proposities: een verzwegen, algemeen aanvaarde premisse, een expliciete premisse en een conclusie.
Een voorbeeld van een enthymeem:
“Nee, Pericles is zeker niet thuis, want de Raad heeft vergadering.”

Het geheel is een enthymeem, waarvan “Nee, Pericles is zeker niet thuis” de conclusie is en “de Raad heeft vergadering” is de expliciete premisse”. De verzwegen, weggelaten of impliciete premisse is dat Pericles als staatsman noodzakelijkerwijs altijd aanwezig is bij vergaderingen van de Raad.

Bron van de uitleg van de vermeldde termen syllogisme en enthymeem komen van Wikipedia.

Opbouw

Het boek is niet een heel makkelijk en snel te lezen werk. Aristoteles geeft voor de verschillende soorten toespraken en voor ieder van de soorten overtuigingsmiddelen definities en meningen. Het gaat er telkens om dat de spreker zijn toehoorders [politici, jury, etc.] in een bepaalde gemoedstoestand brengt om ze zo ontvankelijk te maken voor de argumenten die hij/zij naar voren wil brengen.

Om dat te bewerkstelligen definieert hij verschillende middelen om te overtuigen, zoals inspelen op gevoelens. Die gevoelens zoals boosheid, kalmte, vriendschap/vijandigheid of haat, zelfvertrouwen, angst, schaamte en schaamteloosheid worden ook gedefinieerd dan wel gesteld.

 

Wat vinden we ervan

Het boek heeft een duidelijke opbouw die wel iets wegheeft van de methode die hijzelf voorschrijft in zijn werk, immers met het boek wil hij de lezer [toehoorder] ook overtuigen. Met algemene beschrijvingen van gevoelens, taken en regels creëert hij een premisse. En op basis daarvan stelt hij zaken als wat is lovenswaardig en bouwt zo de Ethôs en Pathos op als tweede premisse om vervolgens daar conclusies aan te verbinden.

Hoewel de definities 2300 jaar terug gaan, gelden de meeste vandaag de dag nog steeds. En dat maakt het werk tot op heden actueel.

 

Wat kunnen we ermee

Retorica kan net als in de tijd van Aristoteles prima gebruikt worden waar het oorspronkelijk voor bedoeld is, het overtuigen middels het gesproken woord.
Echter Retorica [en daarmee ook Aristoteles zijn werk] kan breder worden toegepast dan alleen dat. Ook in geschreven woord zijn de beginselen goed te gebruiken. Maar ook in zaken als omgang met personen, in zakelijke discussies [verdedigen van een projectplan bijvoorbeeld].

Een aantal handvatten die we kunnen ontlenen aan het boek zijn bijvoorbeeld;

  • Wie willen we overtuigen, een directieraad is anders dan manager of een team (terwijl vaak dezelfde middelen en presentaties worden gebruikt
  • Is iets daadwerkelijk besloten of denkt men dat een bepaald besluit en/of richting is gekozen
  • Laat zien dat je een “voortreffelijk” karakter hebt (geef het goede voorbeeld), dat overtuigd sneller
  • Zet niet te veel informatie op slides (beknopt en overzichtelijk)
  • Wordt ‘bevriend’ met je publiek, het kan helpen als je een gezamenlijke ‘vijand’ hebt
  • Vereenzelvig je met de problematiek (weet waarover je praat)
  • Wees jezelf, ook dat werkt meer overtuigend
  • Leg gevoel in je verhaal, niet alleen droge cijfers

En zoals Aristoteles ook afsluit, Ik heb gesproken. U hebt geluisterd. U kent de feiten. Het oordeel is aan u

Bespreek de mogelijkheden
3